245 Vlaamse topstukken een hoogwaardige digitale kopie geven? Dat omvat het fotograferen, digitaliseren en 3D-scannen van schilderijen, sculpturen, kaarten, handschriften, oude drukwerken, en ga zo maar voort. Ieder type werk is uniek, en vraagt om een heel aparte aanpak.
Het gros van de digitaliseringsprojecten die meemoo, Vlaams instituut voor het archief, de afgelopen jaren uitvoerde, zijn massadigitaliseringsprojecten. Dit houdt in dat er een immens grote hoeveelheid aan dragers van dezelfde soort en van verschillende organisaties wordt samengenomen. In één beweging worden ze verpakt, geregistreerd, verzonden naar een digitaliseringsbedrijf, gedigitaliseerd en gearchiveerd. Zoals bij kranten, of glasplaten.
De digitalisering van topstukken? Dat vraagt een andere aanpak. Ieder object is zodanig verschillend, dat het niet zinvol is om ze in bulk te behandelen. De gebruikte methode hangt ook af van het gewenste resultaat. Daarom werd er in dit project gekozen voor vier verschillende aanpakken.
In juli 2021 bezat de helft van de topstukken op de Topstukkenlijst nog geen kwalitatieve digitale kopie. Je kan dus wel stellen dat het GIVE-project een inhaalbeweging is voor het digitaliseren van Vlaamse topstukken. De selectie maken? Alle reeds hoogwaardig gedigitaliseerde werken werden van de lijst geschrapt, en de moeilijk toegankelijke werken kregen een prioritair plekje. Denk aan werken die metershoog in de lucht hangen, zich in een verre uithoek van Vlaanderen bevinden, of publiek niet toegankelijk zijn. Ook moest het topstuk beschikbaar zijn op het tijdstip van digitalisering. De volledige selectie verliep trouwens in nauw overleg met de Topstukkenraad, die een prioriteitsscore toekende aan ieder werk, en de collectiebeherende instellingen zelf.
Het GIVE-project was daarnaast ook een echt leertraject, vol technieken en soorten objecten die nieuw waren voor meemoo. Daarom werd er gekozen voor een zo divers mogelijke set:
in geografische spreiding
in materiaal
in beheerders
Voor sommige digitaliseringstechnieken werden trouwens specifieke richtlijnen uitgezet. Die ontdek je hieronder.
Koorboeken, papiersnippers uit een literair dagboek, glasraampatronen, muziekpartituren, theaterteksten, verzamelhandschriften, … In een eerste deelproject werden 26 topstukken (in totaal goed voor 40 werken, want enkele topstukken bestonden uit verschillende werken) uit papier of perkament op de digitale kaart gezet met behulp van een mobiele boekenwieg. Die moest voldoen aan hoge kwaliteitsnormen én een resem aan objecten en locaties aankunnen. De digitalisering gebeurde namelijk ter plekke bij de beheerders, ook wel in situ genoemd. Een hele uitdaging!
Waarom spreken we van ‘handschriften en oude drukken’ en niet van de meer courante term ‘manuscripten’? Wel, een manuscript is letterlijk een handschrift: geschreven met de hand. Niet alle werken op de lijst vallen onder deze categorie, omdat ze gedrukt zijn. Daarom spreken we van ‘handschriften en oude drukken’.
Opvallend aan dit project? De voorbereiding duurde stukken langer dan de eigenlijke digitalisering. 37 handschriften en 3 oude drukken werden in 39 dagen vastgelegd op foto, maar de voorbereidende stappen namen bijna twee jaar in: van selectie over conditierapportering tot plaatsbezoeken en het inschakelen van experten.
Een cruciale stap is het opstellen van een aanbestedingsdossier. Informatie over het gewenste proces, de minimale vereisten van het digitaliseringsresultaat, of praktische info: met dit document bij de hand kies je uiteindelijk de meest geschikte digitaliseringspartner.
Hierbij bepaal je de conditie van een erfgoedobject, en schat je in of een werk in z’n huidige staat het digitaliseringsproces kan doorstaan. Ook wordt er gekeken of een werk eerst een voorbehandeling of restauratie moet ondergaan, zoals het droogreinigen, verstevigen van scheuren, of het restaureren van de historische band. Globaal én per folio worden de belangrijkste kenmerken genoteerd (afmeting, scheuren, inktvraat, aanwezigheid van losse fragmenten…). Enkele bijkomende richtlijnen voor digitalisering kunnen ten slotte niet ontbreken: de maximale openingshoek, aanbevolen ondersteuningsmiddelen, of de gevoeligheid van de inkt bij blootstelling aan (zon)licht.
Omwille van het unieke karakter van alle beheerders, locaties én objecten werden in maar liefst 44 locatietripjes ...
... de stukken en omstandigheden bekeken;
... de conditierapportering opgemaakt;
... de logistieke puzzel gelegd;
... kennis en afspraken gemaakt;
... de geknipte digitaliseringsruimte uitgekozen;
... omgevingsfactoren die de digitalisering konden beïnvloeden in kaart gebracht.
Martine Eeckhout stond in voor de conditierapportering, en ook de expertise van de Vlaamse Erfgoedbibliotheken, de Openbare Bibliotheek Brugge en de Topstukkenraad werd ingeschakeld. Om te voldoen aan de strenge Metamorfoze-richtlijnen verscheen Hans van Dormolen ook in het plaatje. Hij gaf advies over het toepassen van de Metamorfoze-standaard bij de digitalisering.
Uniek aan dit deelproject is dat er een hoofd- en reservelijst werd samengesteld, op vraag van de Topstukkenraad. Die reservelijst kon ingeschakeld worden wanneer een stuk van de hoofdlijst toch niet gedigitaliseerd kon of mocht worden, omdat het bijvoorbeeld in een te slechte staat was. Alle werken op de reservelijst doorstonden dezelfde voorbereidingen als de hoofdwerken. Zo kon alles veilig gebeuren, en zonder verrassingen.
Sommige dragers, zoals kranten, kan je zien als een zuivere informatiebron. Andere erfgoedstukken koppel je minder vanzelfsprekend los van de context van hun object. De topstukken van papier of perkament? In het GIVE-project werd gekozen om die in de laatste categorie in te delen. Dat heeft gevolgen voor de manier waarop ze gedigitaliseerd worden. Zo werd gekozen voor fotografie in plaats van scanning, waarbij er ook tal van extra opnames werden gemaakt: de kaft, een gesp, kleine fragmenten, iedere blanco pagina, een bladwijzer… Niets ontsnapt aan de aandacht.
De oorlogsdagboeken van de Vlaamse schrijfster Virginie Loveling zijn daar een perfect voorbeeld van. Stukjes papier, aangenaaide of -gekleefde stukjes dagboek, enveloppen, krantenartikels, aantekeningen… Een waar kunstobject, en niet zomaar een tekst. Vorm en inhoud gaan hier hand in hand, en dat werd zo goed mogelijk gecapteerd op beeld.
Elk stuk in deze projectlijn is uniek. In grootte, datering, zwaarte, locatie, fysieke staat, gebonden of losse vellen. Om deze diversiteit vast te kunnen leggen, bouwde het Nederlandse digitaliseringsbedrijf GMS speciaal voor dit project een mobiele boekenwieg. Voorzien van verlengstukken, een kwalitatieve camera, twee lampen, lasers en extra middenstukken. Zo konden ze topstukken in verschillende groottes en met verschillende openingshoeken fotograferen op de meest uitdagende locaties. Wist je trouwens dat het zwaarste boek op de wieg 35 kilogram zwaar was?
Om de details in de kantlijn te capteren, kwam de wieg met hulpstukjes: massa’s mousse, tussenstukken in diverse maten en visdraad. Zo konden de werken zo optimaal mogelijk gepositioneerd worden.
De manuscripten en oude drukken in dit project werden unifolio opgenomen. Dit betekent dat er telkens slechts één van beide openliggende pagina’s gefotografeerd wordt, in plaats van beide pagina’s tegelijkertijd. Ieder topstuk werd dus twee keer doorbladerd: één keer de recto’s, en één keer de verso's.
Waarom unifolio? Bij deze methode ligt de kwaliteit van de opname veel hoger dan een bifolio-opname, omdat je daar werkt met slechts één camera die twee pagina’s tegelijkertijd fotografeert.
Topstukken zijn kostbare werken. Belangrijk om voldoende bescherming in te lassen, dus! Het testen gebeurde bijvoorbeeld niét op een echt topstuk. Natte jassen, gelakte nagels en handschoenen (anders is er risico op gripverlies) waren bijvoorbeeld uit den boze in het digitaliseringslokaal. Het verplaatsen of manipuleren van de werken? Uitsluitend een werkje voor de erfgoedbeheerders en meemoo.
Het digitaliseren gebeurde met de strengste Metamorfoze-richtlijnen. Deze set aan normen voor digitale fotografie kwam met de nodige uitdagingen. Wat het betekende voor dit project?
Er werd een vakfotograaf ingeschakeld.
De digitalisering gebeurde in een zo donker mogelijke kamer: zo bleef het licht zo constant mogelijk doorheen de dag. De Munsell linear grayscale bevestigde de lichtconsistentie.
Een glasplaat gebruiken voor de digitalisering was geen optie. In plaats daarvan werd er met een fototoestel een unifolio-opname gemaakt van iedere pagina. Met IIIF klikken de pagina’s later opnieuw in of naast elkaar. Kijk maar!
Very science fiction: twee laserstralen zorgden voor een uniforme afstand tussen camera en object en een optimale openingshoek.
Afhankelijk van de grootte van het werk werd er gekozen voor een resolutie van 300, 400 en 600 PPI om zoveel mogelijk detail in beeld te krijgen.
Voordat de digitale objecten instromen in het meemoo-archiefsysteem, doorgaat alles een grondige kwaliteitscontrole.
De volgende categorie in het GIVE-project zijn beeldhouwwerken. Met de expertise van De Logi & Hoorne - Erfgo3D werden 134 werken van kop tot teen gescand en omgezet naar een 3D-model. Wist je trouwens dat 3D-digitalisering één van de lijnen is die Europa sinds 2020 zelf uitzet? In de Europese cultuurerfgoedsector is er dus nog maar recent aandacht voor deze relatief nieuwe techniek, en wordt er nog volop geëxperimenteerd.
Er staan ontzettend veel items op de topstukkenlijst die baat zouden hebben bij zo’n scan. Alles digitaliseren was natuurlijk onmogelijk, daarom moesten er ook op deze digitaliseringslijn keuzes worden gemaakt. Het grootste criterium? Het object moet een beeldhouwwerk zijn van een haalbare grootte (minder dan 2 meter groot), dat minder toegankelijk is voor het brede publiek. GIVE was daarnaast een echt leertraject. Daarom werd er geproefd van zoveel mogelijk diversiteit:
Voordat je aan het digitaliseren slaat, is het belangrijk om na te denken wat je wilt bereiken. Hierop stem je je kwaliteitseisen en technologie af. Er zijn verschillende manieren waarop je een digitaal 3D-model kan maken: structured light scanning, laser scanning, of fotogrammetrie. Bij die eerste twee methodes wordt een object en diens geometrie en textuur gescand met gespecialiseerde toestellen, waarna de data meteen verwerkt worden tot een 3D-model. Bij fotogrammetrie wordt het object rondom gefotografeerd. Deze foto’s worden nadien door software tot een 3D-model verwerkt.
In dit project koos meemoo voor structured light scanning, op basis van:
Er werd in situ gewerkt, en daarom was het cruciaal om zekerheid te hebben over de volledigheid van de opname. Dat kan bij structured light scanning, omdat de verschillende beelden ter plekke worden samengebracht, en niet achteraf zoals bij fotogrammetrie.
De nabewerking van scans is miniem omdat alle beelden ter plekke al worden samengebracht. Dit betekent een hele tijdsbesparing.
Dankzij structured light scanning leg je de geometrie van het beeldhouwwerk gegarandeerd correct vast, wat minder het geval is bij fotogrammetrie. Die geometrie is van groot belang als je een 3D-print wilt maken. Bovendien wordt via ingebouwde camera’s ook kleur en textuur vastgelegd bij structured light scanning.
Binnen de erfgoedsector liepen er al projecten rond fotogrammetrie, maar rond scanning gebeurde er nog weinig. Om ook hier stappen in te zetten en lessen uit te trekken, koos meemoo voor scanning.
Benieuwd naar de aanpak van zo’n 3D-opname? Afhankelijk van de grootte en zwaarte van het object gebeurt dit op twee manieren. Grote beeldhouwwerken worden met een handheld scanner vanuit verschillende standpunten gecapteerd. Kleinere werkjes? Die worden op een draaischijf gezet en met een vast scantoestel verwerkt.
Tijdens het scannen worden gestreepte patronen uit structured light geprojecteerd op het object. De scanner neemt op hoe de patronen vervormen wanneer ze op het object komen en berekent zo wat de dimensies van ieder object zijn. Zelfs de kleinste details ontsnappen niet aan de aandacht. Alles gescand? Alle data worden ter plekke samengevoegd tot één bestand. Ingebouwde camera’s voegen kleur en textuur toe, en uiteindelijk krijgen we een waarheidsgetrouwe digitale 3D-kopie.
3D-scanning in de Sint-Leonarduskerk Zoutleeuw
Klinkt simpel, niet? Da’s niet helemaal waar! Het gewicht en de locatie van veel van de beelden maakten de uitvoering van het GIVE-project er niet makkelijker op. Om beelden te kunnen scannen in 3D moet je volledig rondom het beeld kunnen bewegen. Hiervoor moest een groot deel van de beelden verplaatst worden. Beelden van enkele honderden kilo’s til je niet in je eentje op, daarom verplaatste een professionele art handling firma de sculpturen verantwoord van de ene plek naar de andere.
Daarnaast zijn niet alle objecten even scanbaar door het gebruik van structureel licht. Bij objecten uit pakweg hout gaat het licht niet door het object, maar bij doorschijnende of reflecterende objecten uit zilver of glas gebeurt dit wel. Het licht kaatst niet rechtstreeks terug, maar gaat alle kanten op. Dit maakt het veel lastiger om de geometrische structuur te bepalen.
Dan zijn de beelden klaar voor een kwaliteitscontrole. Voor de 3D-modellen werd gebruik gemaakt van het open source softwareprogramma Blender. Vooral de volledigheid van de scan werd onder de loep gehouden. Omdat er nog geen standaarden bestaan voor de kwaliteitscontrole van kleur en textuur bij 3D-modellen, schreef meemoo samen met Mindscape 3D een handleiding. Die consulteer je hier.
Met de scans die meemoo maakte, kan je een perfecte analoge kopie maken via 3D-printing. Hierdoor kan het object bij verlies of schade door rampen toch nog geraadpleegd worden, en zelfs nagemaakt. Bovendien zijn de 3D-modellen - al dan niet geprint - een ideale basis voor wetenschappelijk onderzoek, omdat de werken zelf niet meer gemanipuleerd moeten worden.
Het GIVE-project kreeg het Twin it!-label voor het gebruik van 3D-digitalisering om erfgoed beter toegankelijk te maken en op die manier hergebruik te stimuleren.
Het fotograferen van kunst- en erfgoedcollecties in hoge resolutie is al enkele jaren één van meemoo’s stokpaardjes. Neem maar eens een kijkje op artinflanders.be. Expertiseverzameling was in deze lijn daarom minder van toepassing. De grootste uitdagingen? Die ontdek je hieronder.
In het GIVE-Topstukkenproject stond Cedric Verhelst achter de camera. Hij maakte hoogwaardige foto’s van 175 schilderijen en prenten. Naast stukken uit musea werd ook gekeken naar kleinere collecties met minder bekende of minder toegankelijke topstukken.
Het digitaliseren van museale collecties of topstukken in 2D vergt een vrij specifieke benadering. Eén museumstuk fotograferen is een pak intensiever dan het digitaliseren van één drager (bijvoorbeeld een glasplaat of krant). Waar dragers samen vervoerd worden naar de digitaliseringslocatie, is het digitaliseren van een schilderij of prent écht maatwerk. Het stuk kan niet verhuizen, wat wil zeggen dat er in situ wordt gewerkt. Kunstwerken verspreid over heel Vlaanderen, dat betekent heel wat kilometers!
In het GIVE-Topstukkenproject hielden we halt in vele tientallen locaties. Even divers als deze locaties, was de situatie waarin een werk gedigitaliseerd moest worden: van werken metershoog in de lucht, over schilderijen in een beveiligde climabox tot een onvoorspelbaar licht, veranderende schaduwen of nieuwsgierige museumbezoekers. Er wordt altijd eerst bekeken of de huidige locatie van het te fotograferen kunstwerk dienst kan doen. Toch een verplaatsing nodig? Deze mogelijke manipulatie gebeurt steeds door de bewaarinstelling zelf of een ingehuurde art handling firma.
Hangt of staat het kunstwerk op de gewenste plek? De volgende stap is de opname van het werk naast een target of kleurenkaart (zie hierboven). Aan de hand van deze targets kan je controleren of de belichting op de gekozen locatie goed zit, en of de kleur op het digitale beeld waarheidsgetrouw is. Indien nodig worden de belichting en setting nog wat aangepast. Hierna kan het kunstwerk hoogwaardig gefotografeerd worden. Hiervoor wordt een professionele fotograaf ingeschakeld. Het resultaat: kwalitatieve digitale reproducties.
De opnames van de kleurkaarten of targets doen ook dienst tijdens de volgende stap: de kwaliteitscontrole. Voor de 2D-werken uit het GIVE-Topstukkenproject werd voor deze check een tool ingezet van het Rijksmuseum (RIPT), waarmee de opgemeten waarden van de kleurkaart eenvoudig vergeleken kunnen worden met die van de opname ter plekke. Zijn er afwijkingen? Op basis van internationale standaarden werd dan gekeken of die nog binnen de juiste marges vallen. Meemoo voert deze controle na opname uit, maar gebeurt ook door de fotograaf op het moment van de opname van de verschillende meetwaarden. Meemoo hanteerde deze methode trouwens ook voor de laatste categorie: gigapixelopnames.
Als kers op de taart kreeg een beperkte set aan topstukken een gigapixelopname. Extra speciaal, want dankzij deze technologie kan je inzoomen tot de kleinste verfspat! Professioneel fotograaf Rik Klein Gotink zette zich achter de lens en capteerde de kleinste details van 25 topwerken, in de allerbeste kwaliteit.
Welke werken werden uitgekozen voor een gigapixelopname? Met de Topstukkenlijst bij de hand koos meemoo in samenspraak met de Topstukkenraad vooral heel grote werken uit, die minder toegankelijk zijn om details te kunnen spotten, en werken met heel fijne details.
Gigapixelfotografie lijkt erg op 2D-fotografie, maar toch zijn er evenveel verschillen. In plaats van één foto van een werk, worden er namelijk tientallen opnames gemaakt per topstuk. In dit project ging dat tot 50 verschillende opnames per werk. Da’s behoorlijk tijdsintensief! Voor één werk van 4 meter hoog en 2,5 meter breed is een professionele fotograaf al snel 4 tot 5 uur zoet. De foto’s worden gemaakt met een kwalitatieve camera op een speciaal statief met afstandsbediening. Broodnodig wanneer de camera 5 meter in de lucht hangt!
Opnames gelukt? Dan worden alle beelden tot één groot bestand van soms tientallen gigabytes (GB) groot gemonteerd, waarop je naar hartelust kan inzoomen. Een groot lappendeken aan hoogkwalitatieve beelden, aan elkaar gestikt met gespecialiseerde software (Photoshop of PTGui). Deze techniek noemen we ‘stitching’.
De kwaliteitscontrole van gigapixelopnames gebeurt op dezelfde manier als die voor de 2D-opnames. Even spieken hierboven!
Het resultaat van een gigapixelopname is een gigantisch zwaar bestand, dat je enkel met een krachtige computer met gepaste software kan openen. Hiermee haal je bijvoorbeeld de kleinste details uit een bestand, in de hoogste resolutie. Handig voor publicaties, maar voornamelijk voorbehouden voor professionals! Daarom zorgt meemoo voor een veel kleinere afgeleide. Zo kan iedereen van het werk genieten.
Magistrale topstukken — Ontdek gedetailleerde en adembenemende manuscripten en andere topstukken uit papier of perkament. Luister naar de verhalen van de archivarissen, onderzoekers en digitaliseringsexperts die deze werken hebben omgezet naar bestanden die elk detail onthullen.
Dit project werd mogelijk gemaakt met de steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en kadert binnen het relanceplan Vlaamse Veerkracht van de Vlaamse overheid.