Het altaarstuk geeft ons meer kennis over de werking van de gilden van de chirurgijns en de barbiers, waarvan de HH. Cosmas en Damianus die patroonheiligen waren. Het is dus van belang voor de instandhouding van het collectieve geheugen. Voorzien van monogram, en gedateerd op het middenpaneel in de medaillons op de linkse pijler, kan het werk als vroegste schilderij van Blondeel worden beschouwd, wat het een grote ijkwaarde verleent. Het kunstwerk geldt als vertrekpunt voor de stilistische evolutie van de schilder en heeft dus een bijzondere artistieke waarde. Dit olieverfschilderij is een drukke en complexe compositie met figuren in gemaniëreerde houding. Het werk is nog schatplichtig aan het maniërisme, maar doorheen de architecturale constructie, geeft Blondeel blijk van zijn grote kennis en bewondering voor de Italianiserende vormentaal. De groteske schilderkunst, die hij op zijn eigenzinnige manier tot een driedimensionale architectuur transponeert, maakte van hem een voorloper van het groteske in de Nederlanden. Hij verwerkt nieuwmodische decorelementen, zoals medaillons, in het middenluik. Met losse motieven uit ornamentsprenten van Agostino Musi, Giovanni Antonio de Brescia en andere Duitse of Nederlandse prenten maakt hij creatieve transformaties waarmee hij zijn kaders versierde. Bovendien hebben de twaalf tableau-vivants, door hem zelf ontworpen voor de Blijde Inkomst van Karel V in Brugge in 1520, hem geïnspireerd bij het uitvoeren van dit werk, zeker wat betreft de architecturale constructie. Niettegenstaande het feit dat Blondeels stijl een op zichzelf staand verschijnsel is binnen de Brugse kunst, heeft het werk een belangrijke schakelfunctie. Het vroege gebruik van schildersdoek verleent aan dit werk een zeldzame waarde.
Bronvermelding: Lancelot Blondeel, 1523, Legende van de HH. Cosmas en Damianus, Sint-Jakobskerk Brugge, foto: Cedric Verhelst, Publiek domein